M’n sprieten voelen zich niet zo goed. Ze voelen te veel en er is op ze getrapt. Bovendien staan ze al richting Knorcity. Daar draaien ze uit zichzelf naar toe. Ze tasten de straten, pleinen en hoge gebouwen af maar ze ruiken de zoon van mijn ouders niet.
Het is niet m’n zuster maar toch een kind van m’n ouders.
Ach laat maar zitten, op een dag valt alles toch op z’n plek.
En op die dag ben ik daar op die plaats die plek en wieg ik het leven.
Pak het leven op en knuffel het.
Dan laat ik het los en het leven springt weer verder. Als een springbok omringd door gekleurde vlinders.