Met zevenmijlslaarzen loopt Toine de heuvel op.
Op weg naar het boshuis van Sabine.
Omdat hij weinig aan lichaamsbeweging doet hijgt hij
ervan.
Sabine kent dit geluid. Het komt haar vertrouwd voor en ze is
gecharmeerd van het piepje erin.
Het is zo helemaal Toine.
Toine loopt daar met een voornemen.
Het zoveelste voornemen.
Achter zijn rug houdt hij een bos rozen verscholen.
Hij is van plan Sabine voor de zoveelste keer te verleiden
tot een huwelijk.
‘Ik wil vrij blijven’ vertelt ze hem keer op keer.
‘Ik heb een band met je, een diepe gevoelsband maar meer wil
ik niet – ik wil vrij zijn in gebondenheid’ .
Maar Toine luistert niet.
Als hij bij het huis van Sabine aankomt vindt hij een briefje
op de deur geprikt.
Hij leest het.
Lieve Toine,
Ben een paar dagen naar mijn vriendin Branca in Lenzerheide.
Ik zal je nog eens vertellen waarom ik niet geschikt ben voor
een huwelijk met je.
Hier volgen mijn minpunten.
Ik ben niet zorgzaam.
Ik laat de planten verdorren, laat de aardappels altijd aanbranden,
de vissen laat ik verzuipen in hun eigen aquarium.
Mijn lichaam is imperfect, ik heb blokvoeten met hamertenen
en eksterogen. Een grote donkerrode wijnvlek verspreidt zich over mijn rug.
Ik heb geen gevoel voor humor.
Ik hou niet van gezelligheid.
Ik lach nooit.
Ik heb een stem die klinkt als geklopte cocus.
Bovendien ben ik RoomsKatholiek met alle frustraties van dien.
Ik luister niet naar mijn hart maar naar de beperkte regels die door
anderen bedacht zijn.
Ik zoek mijn heil bij mijn geblokkeerde echtgenoot die me nooit knuffelt
maar bij wie ik me toch thuis voel.
En ik zie eruit als een hobbezak met x-benen.
Ik denk nooit over mezelf na.
Ik luister slecht en zie de dingen negatief.
Ik ben dus totaal niet geschikt om met je te trouwen of samen te wonen.
Sjuus, Sabine
Totaal ontredderd van binnen maar rustig van buiten, neemt Toine de tekst in zich op.
Hij leest deze keer, voor de verandering eens nauwkeurig en slaakt een diepe zucht.
De bomen sidderen ervan.
Hij gaat zitten op een grote steen die in de tuin ligt.
Hij peinst en peinst.
Hij heeft duidelijk de bokkenpruik op.
Stoom komt uit zijn oren.
‘Wat een gezeur’ zegt hij dan.
‘Ik wil maar één ding’ dat weet ze.
Hij gooit de rozen weg met een achteloos gebaar.
Vanachter het huis komt een klein geitje tevoorschijn.
Mekkerend loopt ze op Toine af.
En eet alle rozen op.
Annet Lemaire xa9
Uit de verhalenreeks Sabine en Toine en het sterrenwoord ‘Wanbegrip’