In de tuin hangen nooit zenuwen. Er hangt rust. Daarom kom ik er zo graag. Maar een mens moet altijd wat doen. Hoewel niets moet. Het is dwang van buitenaf of van binnenuit. Genieten in de tuin is niets doen. Niets doen is een kunst. Niets doen maar zijn is Tao.
De kunst van het nietsdoen is bijna ondenkbaar in deze brallende tijd. Toch is dit de enige manier om te overleven.
Zoals de nonnen leven, de monniken. Maar een kloosterleven is mij te sec denk ik. Maar minder prikkels en eenvoud is wenselijk en past me erg goed. Het is heerlijk om iets te scheppen of om letterlijk te scheppen in de tuin. Al scheppende creeer je iets (met puntjes).
Wat me gelukkig maakt is de flapperende was. Flapperende doeken in de wind. Een oergevoel?
Ik wou dat Nederland niet zo vol was. Daarom woon ik hier. Is dat verlangen naar stilte geen verlangen naar de dood? Een vorm van, dat wel. Het lijkt me dat je zo weinig meemaakt als je dood bent. Het eeuwige raadsel van de dood. Het eeuwige raadsel van het leven.
Het weer zou omslaan. Daar heeft niemand zin in, behalve het weer zelf. Verzoekje aan het weer: wilt u niet omslaan maar zo blijven. Zo zacht, zo sereen?